Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [54]Die wagenen en paarden, heir en macht [55]voortbracht; te zamen zijn [56]zij nedergelegen, zij zullen [57]niet weder opstaan, zij zijn uitgeblust, gelijk [58]een vlaswiek zijn zij uitgegaan. 54. Dit schijnt te zien op den optocht van Farao tegen Israel naar het Rode meer. Anders: die, enz. voortbrengt. Duidende dit op God, door wiens macht allen, die zich stellen tegen de verlossing, welke het Hem believen zal zijn volk te bewijzen, zullen tezamen te schande en ten verderve gebracht worden. 55. Die door zijn goddelijke voorzienigheid Farao en de Egyptenaars daartoe gebracht heeft, dat zij met hunne wagens en paarden tot in de Rode zee de Israelieten zijn nagevolgd, alwaar zij tezamen zijn verdronken en omgekomen. Zie Ex.14:3,4, enz. 56. Te weten de Egyptenaars. Anders: zij zullen nederliggen; te weten de Chaldeen en Babyloniers. 57. Te weten hier in dit tijdelijke leven. 58. Vergelijk boven hfdst.42 vs.3.